Het weerstandsvermogen zegt iets over de middelen en mogelijkheden waarover het waterschap beschikt om bedrijfsrisico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen op te kunnen vangen. Hierbij zijn de beschikbare weerstandscapaciteit en risico’s bepalende factoren.

De beschikbare weerstandscapaciteit is als volgt te berekenen:

Beschikbare weerstandscapaciteit ultimo 2016 voor resultaatbestemming
(bedragen x € 1.000.000)

Weerstandscapaciteit

ultimo 2016

Risico reserves

9,9

Algemene reserve

6,7

Beschikbare weerstandscapaciteit

16,6

Risico’s

Op 25 september 2012 zijn in de Algemene Vergadering de uitkomsten van de in 2012 uitgevoerde risicoanalyse besproken. Op basis van de uitgevoerde risicoanalyse bedraagt de omvang van de risico’s (benodigde weerstandscapaciteit) € 9,9 miljoen met een zekerheid van 99%. Op 25 oktober 2016 zijn in de Algemene Vergadering de uitkomsten van de in 2016 uitgevoerde risicoanalyse besproken. Op basis van de uitgevoerde risicoanalyse bedraagt de omvang van de risico’s (benodigde weerstandscapaciteit) € 13,1 miljoen met een zekerheid van 99%. In de paragraaf Resultaatbestemming zal worden voorgesteld om het verschil tussen de genoemde bedragen, groot € 3,2 miljoen, te dekken uit de algemene reserve.

In de paragraaf Weerstandsvermogen in de begroting, het jaarverslag en de Bestuursrapportage wordt gerapporteerd over significante wijzigingen die zich hebben voorgedaan sinds de meest recente organisatiebrede risicoanalyse. Hierbij wordt gerapporteerd over bestuurlijk relevante risico’s, welke het beleid van het waterschap kunnen raken.

In de Bestuursrapportage zijn de volgende risico’s opgenomen die nog actueel zijn en waarvan de omvang relatief groot is:

Energiebelasting
Met de Belastingdienst loopt al langere tijd discussie over de correcte toepassing van de zogenaamde complexbepaling bij energiebelasting. Bij toepassen van deze complexbepaling kunnen meerdere aansluitingen op elektriciteit als één worden gezien waardoor wij als afnemer, gunstiger door de verschillende schijven van de energiebelasting lopen. Waterschap Zuiderzeeland heeft voor de zuiveringstaak de complexbepaling goed toegepast. Bij de bemalingstaak is dat nog de vraag. Hierbij doet de Belastingdienst nog onderzoek of het waterschap dit in voorgaande jaren correct heeft toegepast. Indien het eindresultaat voor het waterschap negatief uitvalt, kan dit leiden tot een aanzienlijke naheffing. Vanaf 2015 past het waterschap geen complexbepaling meer toe bij aansluitingen t.b.v. de bemalingstaak. Bij aansluitingen voor de zuiveringstaak overigens wel. De aanvraag hiervoor heeft het waterschap aan het begin van het jaar gedaan zonder standpunt in te nemen of het dat in het verleden correct heeft toegepast. De consequenties van de aanpassingen leiden ertoe dat er € 90.000 meer budget per jaar benodigd is.

Schadeclaims
In de jaarrekening is opgenomen dat de omvang van het financieel risico van de schadedossiers € 1,3 miljoen bedraagt. Tussen het opstellen van de jaarrekening en de voortgangsrapportage zijn hierin geen significantie wijzigingen opgetreden.

Vennootschapsbelasting
Per 1 januari 2016 vallen overheidsondernemingen onder de vennootschapsbelastingplicht. Dit betekent dat waterschappen vanaf 1 januari vennootschapsbelasting (vpb) moeten gaan betalen over bepaalde activiteiten. In de bestuursrapportage is gemeld dat er in 2016 een discussie ontstaan was met de Belastingdienst over de vraag in hoeverre de belastingopbrengsten meegenomen moeten worden bij de winstbepaling in het kader van de vennootschapsbelasting. Begin 2017 is er overeenstemming gekomen tussen de Belastingdienst en de Unie van Waterschappen middels een praktische richtlijn. De verwachting is dat de consequenties van de vennootschapsbelastingplicht voor Zuiderzeeland hiermee relatief beperkt zijn. Wel zal er sprake zijn van extra administratieve lasten.

Belastingeenheden
Begin 2016 is bij de opstelling van de jaarrekening 2015 gebleken dat er bij het belastingkantoor GBLT de noodzaak is om, na een aantal jaren van groei, meer focus te leggen op de interne organisatie en de borging van het proces om te komen tot een juiste, volledige en tijdige aanslagoplegging. Ook de informatievoorziening aan de deelnemers over de voortgang van de aanslagoplegging en invordering diende verbeterd te worden. GBLT is hiermee in het voorjaar van 2016 aan de slag gegaan. Er zijn er een aantal belangrijke stappen gezet in het proces van de verbetering van de interne organisatie en de informatievoorziening, maar het traject is nog niet afgerond. Een van de aandachtspunten blijft ook het relatief hoge saldo van de belastingdebiteuren.

Tariefdifferentiatie wegen
Eind december 2016 heeft de Rechtbank Zwolle GBLT in het ongelijk gesteld in een zaak die aanhangig was gemaakt door provincie Flevoland. Punt van dispuut was over welk deel van de wegen tariefdifferentiatie kan worden toegepast. GBLT baseert zich op het standpunt dat dit moet worden toegepast op de weg inclusief alle hieraan dienstbare oppervlaktes, zoals wegbermen. Volgens provincie Flevoland kan slechts op het verharde oppervlak differentiatie worden toegepast. De Rechtbank Zwolle is meegegaan in het standpunt van provincie Flevoland. GBLT is op advies van Waterschap Zuiderzeeland in beroep gegaan tegen deze uitspraak. Het financiële risico bedraagt voor de afgelopen jaren € 40.000. Mocht ons waterschap ook in cassatie in het ongelijk worden gesteld, dan zal de kostentoedeling zo worden bijgesteld dat de financiële gevolgen worden geminimaliseerd.